Lucas & Arthur Jussen

Quelle est la meilleure version du Concerto pour deux pianos de Francis Poulenc ?

maandag 29 mei 2017

La même chose, mais en mieux ! A nouveau grâce à Stéphane Denève, brillant, volubile, à la tête d’un orchestre qui surclasse tous les autres (le Concertgebouw) et relance en permanence le dialogue – un Larghetto voluptueux… cette trompette bouchée dans un Finale bien cochon, comme Poupoule aurait aimé ! Les frères Jussen animent un question/réponse jouissif : du chien, du charme, une joie à l’état brut, quelque chose d’étourdissant. Vous résistez à ce feu d’artifice, vous ?

https://www.francemusique.fr/musique-classique/quelle-est-la-meilleure-version-du-concerto-pour-deux-pianos-de-francis-poulenc-34664

Quelle est la meilleure version du Concerto pour deux pianos de Francis Poulenc ?

Kan het sneller, wervelender zoals de Labèque zusjes het doen, opgenomen in een vliegende
vaart zonder kop of staart en met de zegen van de chef Seiji Ozawa.
Alles en iedereen raakt buiten adem in deze overweldigende Poulenc, dat gestamp, die tollende vlucht
De afgewogenheid, zoals het op je overkomt en zeeziek maakt.

Ritme niet verwarren met agressie, de valkuil waarin het Rotterdams Orkest en James Conlon
vallen, ondanks twee betrouwbare pianisten Duchâble en Collard. Het begin allegro is oprecht,
een beetje gehamerd, terwijl het larghetto, bijgestaan door scherpe violen weinig beheersing vertoont,
waar o waar is toch de ziel van deze rebel Poulenc.

Louis Lortie, Hélène Mercier en Edward Gardner zijn bewonderenswaardige musici: Mooie
zinnen, elegante versiering, een niet op gebrekkigheid te betrappen muzikaliteit, maar
paradoxaal genoeg een behoedzaamheid en een vorm van schuchterheid, die uiteindelijk het concert
gladstrijken en verflauwen om een rechtlijnige, metronomische, brave en gefrustreerde lectuur op te leveren.

Martha Argerich en haar partner Alexander Gurning gooien de remmen los na een kwart van de rit.
Wat een vreugde in het eerste deel, ondanks een beetje vals spelend orkest, ritmisch pakkend met
luidruchtige accenten, die Ravel en Rachmaninov de revue laten passeren met alle rariteiten vandien.
Maar dan, waarom gaat alles mis in het larghetto, festival van slechte smaak, waar alles vet en benadrukt
is. De finale [totale misvatting] maakt niks goed. En dan maar zeggen, dat alles zo lekker verliep.

Stéphane Denève, eerste ronde, met het duo Braley en Le Sage, hier een tonale versie, evenwichtig,
ondeugend, technisch feilloos, de geest van Poulenc licht op, met een nauwelijks verwijtbare onverschilligheid
ten aanzien van de scherpe toonzetting. Als een schets met de droge naald zingt het tweede deel en neemt
een hoge vlucht, maar een tikkeltje meer betovering zou geen kwaad kunnen. In elk geval is het
de vraag, hoe het laatste deel te doorstaan.

Van hetzelfde pak, maar dan beter, weer dankzij Stéphane Denève, briljant, rad van de tong, aan het hoofd van een orkest,
het Koninklijk Concertgebouworkest, dat alle anderen overtreft en dat onophoudelijk de dialoog op gang houdt, een weelderig
larghetto, die gestopte trompet in een vettige finale, zoals Poupoule gewild zou hebben.
De broers Jussen zetten aan tot een genoegenscheppend vraag en antwoordspel, vermomming, betovering, een vreugde in optima forma, iets overstelpends. Wie kan zo een vuurwerk weerstaan.

Site by Alsjeblaft!