zaterdag 24 april 2010
Door Floris Don
Baarn, 21 april – Een fotoshoot en zeven interviews: de pianobroers Arthur (13) en Lucas (17) Jussen hebben het woensdagmiddag erg druk. In het chique restaurant Vuur, pal naast kasteel Hooge Vuursche in Baarn, gonst het van de familieleden. Terwijl de pianisten poseren voor de fotografen, vertelt impresario Marco Riaskoff hoe hun debuut-cd met Beethovensonates – de aanleiding voor alle commotie – zojuist door de grootouders aan de kleinzoons is gepresenteerd. Riaskoff: “Ik heb het nog eens nagekeken: Arthur Jussen is de jongste artiest die ooit door Deutsche Grammophon is gecontracteerd. Violiste Anne Sophie Mutter was al 15 jaar oud.” Daarbij zijn de Jussens ook de allereerste Nederlanders die een contract afsluiten bij het prestigieuze Duitse label.
Het bevestigt wat al werd vermoed: de blonde broers zijn geen schattige podiumaapjes, maar serieuze artiesten met een duurzame carrière voor de boeg. Mits deze zorgvuldig wordt uitgestippeld. Arthur Jussen: “Het moet voor 99 procent over de inhoud gaan. Anders val je vroeg of laat in een diep dal waar je nooit meer uitkomt.”
De Arbeidsinspectie helpt een handje. De minderjarige pianisten mogen slechts een beperkt aantal werkdagen per jaar maken, wat de Jussens dwingt om scherpe keuzes te maken. Lucas Jussen: “Interviews afgeven telt ook als werk, daarom hebben we er zoveel op één dag gepland. Maar nu we zoveel media-aandacht krijgen, is het oppassen om bij de kern van de zaak te blijven en dat is de muziek”.
Worden jullie serieuzer genomen naarmate de leeftijd stijgt?
Lucas: “Men gaat wel steeds kritischer luisteren. Dat is volledig terecht en maar goed ook, want mensen moeten komen luisteren omdat ze ons pianospel waarderen. Neem zo’n cd, als je die opzet zie je ons niet en gaat het puur om de muziek.”
Al staan er ook lieve foto’s in, en vermeldt het interview in het cd-boekje hoe jullie ‘wat lekkernijen wegspoelen met een colaatje’.
Lucas: “Maar we zijn natuurlijk ook gewoon nog kinderen. Daar kunnen we verder niets aan veranderen.”
Arthur: “Als het alleen om die plaatjes gaat, vallen we over twee jaar toch wel door de mand. We moeten gewoon goed blijven spelen, en ik denk dat we met onze cd wel een klein beetje hebben bewezen dat het uiteindelijk echt over onze muziek gaat.”
Opvallend: jullie debuutalbum bevat vooral solorepertoire, met slechts één duet als bonustrack.
Lucas: “Dat was een hele bewuste keuze. We zijn allebei altijd solopianisten geweest. Het grootste deel van de tijd spelen we los van elkaar, en dat willen we graag volhouden. Veel mensen zien ons alleen als duo, wat heel begrijpelijk is. We willen de mensen ons samenspel ook niet afnemen, het is heel leuk om te doen. Maar als we nu hadden gedebuteerd met een quatre-mains-cd waren we nooit meer voor solowerk gevraagd.”
Mochten jullie de cd geheel zelf samenstellen?
Lucas: “Ja, we hebben alles zelf bedacht en het daarna met onze docenten overlegd en die vonden het prima.”
Arthur: “We kozen voor een aantal vroege pianosonates van Beethoven omdat dat goed bij onze leeftijd past. Mozart kun je van kinds af aan spelen. Maar inmiddels is Lucas bijna uit de pubertijd en kom ik er net in – althans dat zeggen ze. Beethovens muziek sluit daarbij aan, die muziek heeft iets dwars. Maar de sonates zijn tegelijkertijd heel volwassen, de echt grote pianisten kunnen die werken ook gewoon spelen. Het is niet voor kinderen bedoeld.”
En de late sonates zijn dan weer niet bedoeld voor pubers?
Lucas: “De laatste sonate, opus 111, gaat veel te ver, die heeft Beethoven geschreven in een stadium waar wij nog lang niet aan toe zijn. Technisch zou ik het misschien wel kunnen spelen, maar muzikaal is het een ander verhaal, dat heeft alles te maken met ervaring, emoties, leeftijd. Bovendien voelen we ons goed bij de selectie van vroege sonates omdat we die al veel live hebben gespeeld. Naar verhouding dan: Alfred Brendel noemt tweeduizend uitvoeringen veel, ik heb er misschien twintig opzitten.”
Met die legendarische pianisten kan iedereen nu jullie sonates vergelijken. Een risico?
Lucas: “Natuurlijk. Maar je kunt in de muziek niet spreken van beter of slechter, het is een kwestie van smaak. We zijn gewoon anders, ook onderling. Op alle cd’s die ik heb beluisterd zitten momenten waarvan ik denk: dat zou ik toch anders doen.”
Wat zijn onderling de grootste verschillen van interpretatie?
Arthur, na een stilte: “Moeilijk te zeggen, je kent elkaar zó goed, het zijn hooguit details die opvallen.”
Lucas: “Als hij speelt is dat voor mij net zo normaal als praten. Ik kan daar geen afstand van nemen, iemand van buiten moet dat beoordelen. Al valt me op dat Arthur zich helemaal kan verliezen in een stuk, vooral een langzaam deel.”
Arthur: “Misschien ben ik soms wat introverter, net als Lucas trouwens – afhankelijk van de situatie. Dat heeft wel zijn voor- en nadelen. Bij Janácek kan je je meer permitteren, daar is de vorm vrijer. Bij Mozart bijvoorbeeld moet je heel strikt blijven.”
Wat mij opviel aan jullie cd was het overwegend serene spel, zonder krachtpatserij.
Lucas: “Dat klopt helemaal. De oude meesters kunnen zich meer veroorloven, al is het niet altijd correct binnen de stijl. We hebben veel te danken aan onze vriendin Maria João Pires. Ze was bij de opnames betrokken als co-producent, en zij drukte ons op het hart om ons door de muziek te leiden, niet andersom. Als je van alles gaat uitproberen zullen de echte kenners zeggen dat je niets begrijpt van Beethoven. Het moet geen Lucas Jussen worden.”
Arthur: “Ze kan soms streng uit de hoek komen maar we kennen haar goed. Ze zegt het gewoon duidelijk als ze bij de opname iets slecht vindt gaan.”
Jullie hebben nu ook les van pianopedagoog Jan Wijn. Hoe verschilt hij van Pires?
Lucas: “Jan Wijn is in de klassiekere stukken zoals Beethoven wat soberder, bijvoorbeeld qua dosering van het pedaalgebruik. Van hem moeten we ook meer stil zitten. Pires is naar verhouding extravert.”
Arthur: “Hij is inderdaad totaal verschillend. Maar dat hoeft niet verwarrend te zijn, het voorkomt juist dat je een kloon wordt van één leraar of lerares.”
Lucas: “Ik heb laatst bij Latijn op school gelezen dat Aristoteles het midden tussen twee uitersten het beste vindt.”
Is er nog wel tijd voor school? Chinese pianisten van jullie leeftijd studeren acht uur per dag.
Arthur: “Ik kan mij niet zo lang achter elkaar concentreren, ik heb afleiding nodig. Op schooldagen repeteer ik gemiddeld 2,5 uur.”
Lucas: “We hebben tot nu toe geluk gehad, alles viel wel zo’n beetje op zijn plaats, ook tussen de schoolverplichtingen en het sporten door. Natuurlijk, als je bijvoorbeeld naar Rusland kijkt, Sokolov, Volodos en nu ook Matsuev, dan zijn dat hele grote pianisten. Hun techniek is ongelooflijk, mede dankzij het urenlang studeren. Je vraagt je alleen af of zij wel een sociaal leven hebben. Wij hebben een relatief alledaagse jeugd.”
Arthur: “Het is een keuze. Muziek is een combinatie van techniek en muzikaliteit. Je kunt wel honderd keer hetzelfde loopje erin hameren, maar je kunt net zo goed rustiger aan doen en je hoofd erbij houden. Dat scheelt zo een half uur.”
Als je los van elkaar soleert, bestaat het risico dat de één veel verder gaat komen.
Arthur: “De situatie is nu uniek: twee broertjes die relatief op hetzelfde niveau zitten. Er bestaat inderdaad een grote kans dat de één straks heel hard gaat en de ander een beetje achterblijft. We weten het gewoon niet.”
Lucas, grappend: “Ik zou het je van harte gunnen hoor!”