Lucas & Arthur Jussen

Muziek is de taal die dit gezelschap spreekt

maandag 5 juli 2010

Nestor / Unie KBO – 5 juli 2010
fotografie: Mark Kohn

Lucas (17) en Arthur (13) Jussen, de pianisten die vanwege hun platencontract bij Deutsche Grammophon, al dagenlang de pers te woord staan, hebben hun grootouders uitgenodigd daar getuige van te zijn. Bij een optreden voor ‘De Wereld Draait Door’ vindt het viertal een plekje tussen het publiek, maar nu, voor deze ene keer, nemen ze deel aan het gesprek.
Zoals ze daar zitten, in een zaaltje van het Baarnse restaurant Vuur, kunnen ze een aardig orkestje vormen: opa Paul Jussen op drums, oma Hermien Jussen op mandoline, opa – bonpa – Wim van Gelder op piano, oma – bonma – Irène van Gelder op dwarsfluit en Arthur en Lucas voor de gelegenheid op gitaar. Het komt er niet van, maar het zou zo maar kunnen. Muziek is de taal die dit gezelschap spreekt. En Limburgs. Soms vergeten de broers in hun enthousiasme even dat de journalist niet uit die contreien komt. Dan grijpt bonpa in: ‘Nederlands spreken, jongens.’ Misschien is het een romantisch vooroordeel, maar de zuidelijke gemoedelijkheid lijkt er vanaf te spatten. Er wordt gelachen. Er wordt geluisterd.

*Muziek is de taal die dit gezelschap spreekt*

De jongens zijn zelfverzekerd, maar beleefd, attent. Als de ouders van moeders kant, bonpa en bonma van Gelder, vertellen over hun kapsalon en opa Jussen meldt dat hij veertig jaar bij Staatsbosbeheer heeft gewerkt haast Arthur zich te zeggen dat oma Jussen ‘de beste kokkin ter wereld is’ alsof hij wil voorkomen dat iemand zou denken dat huisvrouw zijn iets is om op neer te kijken.
‘Ze maakt de heerlijkste eieren met spek,’ vult Lucas aan,‘niet normaal, zo lekker.’
‘Huisvrouw,’ zegt opa Jussen, ‘da’s één van de zwaarste beroepen die er bestaat.’
Iedereen knikt. Zo is het.
Christianne van Gelder en Paul Jussen, de ouders van Lucas en Arthur, verdienen beiden hun brood in de muziekwereld. Christianne is dwarsfluitdocente en Paul is als paukenist werkzaam in het Radio Filharmonisch Orkest. Volgens alle vier de grootouders hebben ze dit geheel op eigen kracht, zonder enig aandringen, bereikt. Oma Jussen vertelt hoe Paul als klein jongetje al met de drumband over straat ging en bonma van Gelder weet nog dat zij Christianne nooit heeft hoeven vragen om te gaan studeren. Hun kinderen hebben, op hun beurt, Lucas en Arthur niet gepusht. ‘Ze doen het met liefde,’ zegt bonpa van Gelder, ‘en met heel veel plezier.’
Die muzikaliteit, word je daar mee geboren?
‘Dat is moeilijk te zeggen,’ vindt opa Jussen, ‘mijn vader en moeder waren niet muzikaal, maar de kinderen – mijn twee broers en ik – waren het alle drie. Ik wilde eerst piano spelen. Dan stelde ik de wekker af op één uur en stopte onmiddellijk als het belletje ging. Het was wel duidelijk dat daar mijn hart uiteindelijk niet lag. Drummen leek me leuker; dat heb ik mezelf uiteindelijk ook aangeleerd. Ik heb, dertig jaar geleden alweer, in een bandje gezeten. We maakten top 40 hitjes. Tja…’
Even lijkt het er op dat opa Jussen er verder niet veel over kwijt wil. De jongens zeggen: ‘Je moet vertellen dat je naar Amerika kon opa, dat je een platencontract had en dat je-‘
‘Nou, ik weet niet… ’
‘Jawel!’ zegt Lucas die hem nog een in plat Limburgs aanspoort zijn verhaal te doen.
‘Nederlands spreken,’ zegt bonpa.
‘We hadden twee singles gemaakt,’ vertelt opa Jussen, ‘een nummer heette ‘Monica’, ’t was een beetje een Duitse smartlap. Toen we er succes mee hadden, kregen we een contract aangeboden voor opnames in Amerika. Het was op fifty-fifty basis; we durfden het toch niet aan. Het waren andere tijden. En van een ander niveau. Niet te vergelijken met wat die jongens nu doen. Grote concerten, zalen vol mensen, ongelooflijk.’
Bent u zenuwachtig als de jongens moeten optreden?
Vier grootouders: ‘Ja!’
‘Die jongens hebben er helemaal geen last van,’ zegt oma van Gelder, ‘maar voor ons lijkt het ieder concert erger te worden. Het is een enorme verantwoordelijkheid, er wordt nogal wat van die jongens verwacht. Maar ze kunnen het. Ze hoeven zich geen zorgen te maken. Het ligt dus aan mij.’
Arthur: ‘Mama durft niet eens in de zaal te gaan zitten als we spelen. Ze doet de kleding en de gel, daarna gaat ze in de gang tussen kleedkamer en podium staan luisteren.’
Lucas: ‘Papa zit meestal gewoon tussen het publiek. Ik geniet ervan als mijn familie er is. Als ik buig, probeer ik altijd even naar ze te kijken. Maar ik geloof niet dat het invloed heeft op mijn spel. Ik probeer alles te geven, hoe dan ook.’
‘Wat ik zo verrassend vind,’ zegt bonpa van Gelder, ‘is dat die jongens zo indrukwekkend emoties kunnen vertolken terwijl ze in feite nog niet zoveel hebben meegemaakt. Dat zou er dan weer op wijzen dat die muzikaliteit, over een langere lijn, toch in de genen zit.’
Arthur: ‘Toch vind ik het wel moeilijk om, bijvoorbeeld, opus 118 van Brahms goed te spelen. Technisch is het niet zo’n probleem, maar ik kan het nog niet echt begrijpen. Brahms had al erg veel meegemaakt toen hij het stuk componeerde. Ik weet niet hoe het is om zó verdrietig te zijn. Ik probeer het natuurlijk op mijn allermooist te spelen, maar toch…’
Bonpa van Gelder: ‘Volgens mij heeft het niet zozeer te maken met de dingen die je hebt meegemaakt, maar eerder met hoe bewust je in het leven staat. Als je begrijpt wat er op je afkomt, zal de intentie waarmee je muziek maakt veranderen. Volgens mij geldt door voor iedere kunstenaarsziel.’
U bent jazzpianist, geldt het voor u ook?
‘Hoho,’ zegt bonpa, ‘ik ben maar een amateurtje hè?’
Lucas: ‘Bonpa kan ook prachtig schilderen. Bij ons thuis hangen veel van zijn schilderijen.’
Bonpa van Gelder: ‘Daar hoeven we het toch niet over te hebben?’
Arthur en Lucas vinden van wel. Ze proberen hem uit de tent te lokken. De andere grootouders lachen. Bonpa gaat onverstoorbaar door: ‘Neenee, luister even, waar het volgens mij om gaat is dat je je bewust bent van de situatie zoals die zich voordoet. Of-ie mooi of lelijk is doet er niets toe, het gaat erom dat je er op een creatieve manier op kunt reageren. Als je dát kunt, ben je gelukkig.’
Wat leren jullie van elkaar?
Arthur: ‘Ik weet niet of ik direct veel van hen leer, maar ik weet dat een reisje naar het zuiden iedere keer weer iets is om naar uit te kijken.’
Lucas: ‘Wij wonen in Hilversum, maar Maastricht en Vaals, jongen… ben je er al eens geweest? Het is echt een feest om daar te zijn.’
Bonpa Van Gelder: ‘Ik leer niet alleen van Lucas en Arthur, ik heb ook veel van mijn eigen kinderen geleerd. Wij – ik denk dat Paul en Hermien dat wel kunnen bevestigen – hebben moeten knokken voor onze vrijheid. We hebben moeten leren inzien hoeveel verantwoordelijkheid die vrijheid met zich meebrengt. Misschien waren wij nog te veel dáár mee bezig. Ik heb van mijn kinderen, en ook van die jongens hier, geleerd dat je elke dag weer iets nieuws kunt leren. Al is het maar een woord in een woordenboek.’
Bonma van Gelder: ‘Zo jong en toch al zo wijs. Prachtig, toch?’
Bent u wel eens bang dat het succes hen naar de bol gaat stijgen?
Oma Jussen: ‘Dat geloof ik helemaal niet. Het zijn verstandige jongens. En ze kunnen ook goed leren. Als dit uiteindelijk zou stoppen, komen ze altijd nog goed terecht.’
Ook opa Jussen is daarvan overtuigd. Jaloers is hij niet, maar hij realiseert zich wel dat hij als zoon van een mijnwerker minder kansen heeft gehad. Het is ook niet zo belangrijk. Hij is blij dat hij dit, met de jongens, nog mag meemaken. Instemmend gemompel. Arthur drukt oma Jussen even tegen zich aan. Bonpa van Gelder zegt dat ze er, in beide families, werk van maken om het goed te hebben samen. Of het nodig is, weet hij niet, maar als hij voor zijn ene dochter een taartje bakt, gaat hij er bij zijn andere dochter óók een brengen. ‘Natuurlijk, dit is heel bijzonder,’ zegt oma van Gelder, ‘maar iedereen is ons even lief.’

De volgende journalist heeft zich gemeld. De grootouders zullen zich terugtrekken voor een borreltje. Lucas en Arthur mogen nog eens gaan vertellen hoe het is om zo jong, zo succesvol te zijn. Het gezelschap dat een mooi orkestje had kunnen vormen, wordt tijdelijk opgebroken. Samen spelen, dat is meer iets voor een familiefeestje, misschien, ooit, een keer. Alhoewel… Nog niet zo lang geleden, na een concert van de broertjes in Antwerpen, was een groot deel van de familie in een hotel bijeen. Ook de broer van opa Jussen was van de partij. Hij zag de grote vleugel in de lounge staan en besloot erop te gaan spelen. Even later deed ook bonpa van Gelder mee. Er werd gespeeld, er werd gezongen. Het duurde niet lang voordat gasten verzoeknummers gingen indienen. Er werd zelfs geld op de vleugel neergelegd. Toen het gezelschap aan tafel moest, ging er een golf van teleurstelling door de zaal; het spel had nog uren mogen duren.

Site by Alsjeblaft!