de Volkskrant 23 september 2011
door Robert van Gijssel en Guido van Oorschot
Wonderkinderen werden ze genoemd, voor eeuwig een duo op de piano. Lucas en Arthur Jussen praten over de toekomst. ‘Als wij tegen het Concertgebouworkest zouden zeggen: nu even niet, dan zou dat arrogant zijn.’
Het wonderkinderlijke is er inmiddels wel af, bij de gebroeders Jussen. De pianotalenten Lucas (18) en Arthur (14) draaien stoer mee in het klassieke vak. Spelen in de grote zalen, volgend seizoen Mozart met het Concertgebouworkest. Ze wonnen een Edison met hun platina Beethoven-cd en komen vandaag met een nieuwe, tweede album op het grote label Deutsche Grammophon. Een cd met de Impromptus van Schubert; verfijnde en intieme pianowerken.
Toch, ondanks deze verdiende sporen, staan de broers meer dan ooit voor keuzen. Hoe moet het verder, als duo, of ieder voor zich? Wat doen ze met aanvragen voor tv-optredens? Toch maar doen, of nu even een paar jaar met het hoofd in de boeken? Willen ze straks bij het grote concertwerk schouder aan schouder staan met de meesterpianisten, of zoeken ze verdieping in kamermuziek?
We brengen een middag door in het ouderlijk huis van de Jussens in Hilversum, bij een stapel door de interviewers gekozen cd’s. Al luisterend naar muziekfragmenten bespreken de broers hun toekomst, hun niet aflatende liefde voor de muziek, hun muzikale helden zoals de grote Portugese pianiste Maria João Pires, de mentrix van de broers. Maar de broers praten ook over de gevaren van de commercie, de muzikant als bedrijf. Ze maken een gezelschapsspel van de luistersessie: ‘Wacht even, niets zeggen, is dit niet…?’ Bij ieder fragment kijken Arthur en Lucas elkaar diep in de ogen, op zoek naar verstandhouding. ‘Juist, Rachmaninov!’